Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zing [1]vrolijk, [2]gij onvruchtbare, [die] [3]niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, [die] geen barensnood gehad hebt! want de kinderen [4]der eenzame zijn meer, [5]dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE. 1. Hier spreekt de profeet de gemeente der gelovige Joden aan, die leven zouden ten tijde als het Evangelie beginnen gepredikt te worden, gelijk af te nemen is uit Gal.4:27; waar deze woorden aangehaald worden. 2. Aldus noemt hij de kerk, die in de wereld was toen Christus in het vlees verschenen is, ten aanzien van het geringe aantal der gelovigen. 3. Dat is, zeer zelden of weinig kinderen gebaard hebt, te weten kinderen Gods, uit het zaad van Gods Woord. Vergelijk Joh.1:12,13; 1 Petr.1:23. Het getal der gelovige heidenen is veel groter dan het getal der gelovige Joden. Zie Joh.1:11; Rom.9:27, enz. 4. Of, der verwoeste; dat is, der Joodse kerk, die ten tijde des Heeren Christus klein was in getal, ten aanzien van de grote menigte der Joden, die verworpen waren. 5. Dat is, dan de oude gemeente der Joden, die God eerst beroepen en zich als ten huwelijk genomen heeft.